TWEEGESPREK

Aan de vooravond van nieuwe wijkaanpak

‘Kopieergedrag kenmerkend voor overgang naar verzorgingsstad’

Terwijl we aan de vooravond lijken te staan van een nieuwe wijkaanpak en diverse gemeenten bezig zijn met het smeden van masterplannen om probleembuurten aan te pakken, vragen Jeroen Frissen en Lex Veldboer zich af of ‘we’ wel voldoende weten om een nieuwe aanpak te laten slagen. Ze bevragen en spreken elkaar en pleiten daarbij niet alleen voor meer geld voor de gemangelde professionals en organisaties bij wie het wijkgerichte nu is belegd, maar ook voor minder kopieergedrag onder gemeenten en een herwaardering van de rol van expertkennis.

Lex Veldboer

Jeroen Frissen

Als er één element is dat veel aandacht heeft gekregen van het rapport ‘Veerkracht in corporatiewijken’ van Frissen en consorten, is dat er in toenemende mate sprake is van een concentratie van leefbaarheidsproblemen in arme wijken. In die zin vonden de onderzoekers van InFactResearch en Circusvis, waaronder Frissen, iets wat anderen al vermoedden en gedeeltelijke voorzagen. De beloftes die de decentralisatie bood in termen van efficiëntie door maatwerk, nabijheid, participatie en eigen kracht, hebben in dit soort wijken wellicht averechts uitgepakt. Daar is een veelheid van redenen voor aan te wijzen, maar gedurende het gesprek tussen Veldboer en Frissen stijgt er één element met kop en schouders bovenuit: het chronische gebrek aan tijd en geld onder professionals en de organisaties waar ze voor werken.

Omgaan met schaarste

“Die verzorgingsstad heeft helemaal geen mooie bruidsschat gekregen van de verzorgingsstaat. De dertig procent efficiencykorting was door ‘de staat’ al ingeboekt voordat de decentralisatie van start ging,” legt Veldboer uit. Die korting komt op allerlei manieren terug, en wreekt zich het hardst op de plekken waar de problemen zich concentreren. “Los van welke professional je spreekt, ze geven allemaal hetzelfde aan,” legt Veldboer uit. “De wijkverpleegkundige vertelt, ik kom niet uit met mijn tijd, de huisarts vertelt, ik kom niet uit met mijn tijd. De sociaal beheerder, het sociale wijkteam en de wijkagent geven allemaal aan dat ze hun werk loodzwaar vinden.” Frissen valt hem bij: “Die tekorten beperken zich inderdaad niet tot één activiteit. Het geldt voor een heleboel activiteiten. Of je nu kijkt naar zorg, welzijn of politie: ze hebben allemaal weinig middelen en veel te veel te doen.”

‘Ook zij gaan onder druk van schaarste soms hele domme dingen doen. Ik denk dat ook bij gemeenten en corporaties te zien’

Frissen trekt daarbij een opvallende parallel met de bewoners van de kwetsbare wijken. Armoede, zo laat veel onderzoek zien, maakt dat mensen objectief gezien slechtere beslissingen nemen en daardoor minder in staat zijn om hun eigen problemen goed ter hand te nemen. Diezelfde psychologie van de schaarste denkt Frissen terug te zien bij de organisaties en professionals die geacht worden die arme mensen te helpen. “Het is opvallend hoe veel invloed schaarste heeft, juist ook bij organisaties. Ook zij gaan onder druk van schaarste soms hele domme dingen doen. Ik denk dat ook bij gemeenten en corporaties te zien. Zelf heb ik bijvoorbeeld lang bij Ymere gewerkt. Daar stond het water ten tijde van de financiële crisis op een gegeven moment ook aan de lippen. Onder het mom van door consultants ingefluisterde efficiëntiewinsten - ‘verhuren was toch geen rocket science’ - gingen we dingen schrappen die op korte termijn geld bespaarden, maar op de langere termijn waarschijnlijk zeker zo veel hebben gekost. Zowel financieel als maatschappelijk.” En ook de professionals ontkomen daar niet aan. Professionals met tijdnood gaan zogenaamd coping-gedrag vertonen. In het licht van een chronisch tijdgebrek, worden ze als het ware gedwongen om zich op urgente dingen te richten: het blussen van de heetste brandjes. Maar dat betekent niet dat je ze dat aan moet rekenen, meent Veldboer. “Ik wil echt af van het ‘bashen’ van professionals. Ze hebben gewoon te weinig tijd en zelfs dan proberen ze vaak nog te compenseren. Onderzoek laat zien dat ze soms gewoon in hun eigen uren dingen voor de wijk gaan doen. Die coping-strategieën zijn kortom ook weer niet altijd negatieve en dysfunctionele strategieën. Je ziet ook dat er meer moving towards coping-strategieën worden ontplooid,” legt hij uit. “Alleen zijn die extra inspanningen niet voldoende om de stijgende problematiek echt te lijf te gaan. “ Een andere consequentie van het chronische gebrek aan tijd en middelen is dat de zo gehoopte bredere domeinoverstijgende aanpak geen kans krijgt om zich te ontwikkelen. Frissen ziet weliswaar een beweging waarin meer aandacht komt voor het formuleren van domeinoverstijgende doelen, maar onder de druk van de schaarste komen veel initiatieven om meer gezamenlijk op te trekken niet van de grond of houden ze maar een paar jaar stand. “Samenwerken kost tijd en vraagt geduld.”

Reële verwachtingen participatie en eigen kracht

Daarbij is het niet alleen het gebrek aan geld dat de verhuizing van verzorgingsstaat naar verzorgingsstad parten speelt. Bepaalde dominante manieren van denken, lijken soms ook in de weg te zitten. Juist bij wijken waar veel corporatiewoningen staan en waar sprake is van een toenemende concentratie van problemen, past het participatiedenken wellicht minder goed. Frissen licht toe: “Je kan grofweg drie typen huurders onderscheiden. Huurders die gewoon een betaalbare woningen nodig hebben en verder niets. Dat is veruit de grootste groep. Dan heb je aan de ene kant de huurders die wat meer willen en kunnen, misschien een coöperatie oprichten of een moestuin. Aan de andere kant van het spectrum zien we de groep die niet eens geholpen is met alleen een betaalbare huurwoning, maar door allerlei problemen op veel terreinen ondersteuning nodig heeft. Kortom, een grote groep huurders wil of kan niet participeren. Dan denk ik, ja, laten we nou gewoon eerlijk zijn. De vormen van participatie en eigen kracht waar wij allemaal aan denken, vind ik hier helemaal niet realistisch. Tegelijkertijd besef ik hoe belangrijk het is dat iedereen meedoet en voelt ertoe te doen. Maar wat is de juiste vorm?” Ook Veldboer relativeert de mogelijke impact van participatie en samenredzaamheid. Hij wil ervoor waken dat de waarde van individuele steun onvoldoende wordt onderkend ten faveure van meer op collectieven gerichte vormen van ondersteuning. “Deels kan dat en ik ben er zeker niet op tegen. Er zijn ook mooie voorbeelden, zoals de AA en de buurtcirkels. Maar je ziet dat die collectieve vormen het beste werken als er goede regie op zit en als de groepen relatief vaststaan."

"Juist dingen als de buurtmoestuin, daar zit weinig regie op en veel in- en uitstroom en daar wordt dan veel van verwacht. Zo’n moestuin is duurzaam, leuk, mooi en groen, en dat is ook allemaal fijn, maar je kan niet verwachten dat iemand daardoor per se eigen kracht gaat ontwikkelen.”

Kritische geluiden over participatie en eigen kracht kunnen soms nog op veel weerstand rekenen

Die boodschap is niet altijd makkelijk om te brengen. Kritische geluiden over participatie en eigen kracht kunnen soms nog op veel weerstand rekenen. Veldboer denkt hierbij aan een recent debat in Zeeland. “Daar openden ze een voorziening voor mensen met een beperking, weliswaar in de wijk, maar wel weer een besloten groepsvoorziening. De inclusie-gemeenschap stond meteen op zijn achterste benen, omdat het niet ging om zelfstandig wonen en begon over ‘instituutdenken’. Het debat wordt daar heel erg normatief gevoerd. Dat in aandachtswijken de inclusie van de een soms ongunstig is voor de inclusie van de ander, daar is weinig oog voor. De realistisch sprekenden zijn er zeker wel, maar die hebben altijd te maken met die sterk normatieve kant.”

Kopieergedrag

Los van die normativiteit lijkt er in de ontwikkeling naar de verzorgingsstad ook opportunisme te zijn geslopen. Daar waar de verwachting was dat steden juist door die decentralisaties meer hun eigen weg konden kiezen, een aanpak kunnen formuleren die heel precies aansluit bij de aard van hun specifieke problematiek, zien zowel Frissen als Veldboer ook de omgekeerde beweging. “Je ziet ook wel verschillen,” meent Veldboer. “Kijk bijvoorbeeld naar de manier waarop Rotterdam en Amsterdam met de bijstand omgaan: dat is compleet anders. Maar dat er veel kopieergedrag is, is ook heel kenmerkend voor de overgang van verzorgingsstaat naar verzorgingsstad. Ook die wijkteams die nu overal ontstaan, zijn zo’n kuddeoplossing.”

‘Dat is echt een heel ander gebied, in een andere stad, met deels ander karakteristieken en een andere ontwikkeling. Hier kunnen hele andere kansen en bedreigingen zijn’

Frissen ziet hetzelfde rond de nu populaire aanpak in Rotterdam-Zuid. Voordat eigenlijk duidelijk is wat er binnen die aanpak nou precies wel en niet werkt, en of die aanpak überhaupt toepasbaar is binnen een hele andere stedelijke omgeving, wordt deze al gekopieerd. Frissen: “Ik was laatst aanwezig bij een presentatie over een aanpak in Den Haag-Zuidwest. Die leek gemodelleerd op die van Rotterdam. Ik denk dan, op basis van ons onderzoek, dat is echt een heel ander gebied, in een andere stad, met deels ander karakteristieken en een andere ontwikkeling. Hier kunnen hele andere kansen en bedreigingen zijn dan in Rotterdam-Zuid. Kun je dan wel dezelfde oplossingen gaan toepassen?” “Je ziet dit ook op andere plekken. Zo weten Tilburg en Breda elkaar goed te vinden. Op zich is dat goed, maar wel vanuit het besef dat het compleet verschillende steden zijn. Steden die elk een eigen aanpak vragen. De situatie in Breda lijkt bijvoorbeeld veel meer op die in Haarlem. Dan is het kennelijk toch de nabijheid tussen steden of de relaties die er al liggen die bepaalt waarmee men zich vergelijkt. Nu vind ik wel dat het verstandig is als steden elkaar opzoeken, maar doe dat op basis van de aard en omvang van de kansen en problemen. Start daarom met een goede probleemanalyse.”

Betere kennisbasis

Beiden zijn er dan ook van overtuigd dat een succesvolle nieuwe wijkaanpak om een sterkere kennisbasis vraagt. De beide heren zijn weliswaar positief als het gaat om de langere termijn van 20 jaar waarop wordt ingezet, maar waarschuwen voor al te overhaast en enthousiast van start te gaan. Daarbij gaat het om meer kennis van de successen en het falen van voorgaande initiatieven. Een beter historisch besef speelt daarbij een rol. Het gaat er ook om veel specifieker per gebied te kijken wat nu de precieze aard van de problematiek is en welke oplossingen daarbij zouden passen. Dat is verre van eenvoudig, weten ze ook. “Een goede probleemanalyse van een gebied organiseren, waar alle partijen bij betrokken zijn, inclusief de bewoners, dat is echt heel ingewikkeld,” weet Frissen. Wij denken bij Circusvis dat dat een van de meest uitdagende opgaven is van de komende jaren, maar we weten nog niet hoe we dat moeten doen. Hoe krijg je die informatie uit die bewoners?” Veldboer vult aan: “Ik weet dat in Amsterdam Nieuw-West waar ze nu met zo’n masterplan bezig zijn, ze er zeker van doordrongen zijn dat zoiets nodig is, maar dat het ook heel moeilijk is om die bewoners aan tafel te krijgen.” Ook denken beiden dat naast al deze lokale ervaringskennis van direct betrokkenen ook misschien weer meer naar experts gekeken mag worden, juist ook met het oog op wat er in het verleden mis is gegaan. Veldboer: “Ik heb wel eens gepleit voor een collegeserie ‘oude koeien uit de sloot halen’, maar daar blijkt dan toch niet zo veel animo voor. De innovatietaal is toch echt wel ingedaald, denk ik, bij veel mensen. Het valt me op dat we onszelf niet zo graag in een traditie plaatsten. Oude kennis is de gedachte, is ook maar oude kennis.” Juist de langere termijn die de masterplannen voor ogen lijken te hebben biedt kansen om toch echt goed de tijd te nemen voor een probleemanalyse, een degelijke wetenschappelijke agenda en een gelijkwaardige rol voor ervaringen en expertkennis. En met wat minder gemeentelijk opportunisme en kuddegedrag, met meer beschikbare middelen en een minder normatief ingestoken debat rondom participatie en eigen kracht, kunnen de aankomende wijkaanpakken wellicht wel als een succes de geschiedenisboeken in gaan.

Bewogen Stad #5 De staat van de verzorgingsstad

Alle edities van Bewogen Stad zijn te vinden via hva.nl/bewogenstad Beluister alle podcasts via Bewogen Podcast Meld je aan als abonnee en ontvang een link naar nieuwe edities per e-mail Colofon